Vanaf 22 weken zwangerschap en bij een baby met een levensvatbare afwijking wordt bij een zwangerschapsafbreking geopteerd om het hartje van de baby stil te leggen. Dit wordt gedaan vóór de medicatie toegediend wordt die de bevalling gaat opwekken.
De meest gebruikte methode is het injecteren van kaliumchloride of digoxine.
Kaliumchloride
KCl of Kaliumchloride wordt in het hart van de baby geïnjecteerd waardoor de hartactiviteit stopgezet wordt. Dit gebeurt doorheen de buikwand en onder begeleiding van echografie. Een gemiddelde dosis bedraagt 10ml, afhankelijk van het geschatte geboortegewicht van de baby.
Na 2-5min. wordt een asystolie bereikt, dwz dat er op dat moment geen elektrische activiteit meer in het hart wordt waargenomen en dat de baby overleden is.
Digoxine
Een andere methode is het injecteren van 1mg Digoxine in het vruchtwater. Dit gebeurt doorheen de buikwand en onder begeleiding van echografie. Digoxine lokt een atrioventriculair blok uit, dwz. dat er een onderbreking in de elektrische geleiding van het hart optreedt, waardoor de hartslag daalt tot het punt waarop het hart helemaal stilvalt.
Nevenwerkingen
De nevenwerkingen die, bij gebruik van Kaliumchloride of Digoxine, kunnen optreden zijn: het starten van de arbeid, infecties, pijn veroorzaakt door injectie, braken en emotionele stress.